tel. 015 78 7600
of klant.BE@wolterskluwer.com

Interesse?

Wenst u meer nieuws, praktische informatie en wetgeving over vastgoed?


Voortaan ook subsidies voor grote groenewarmteprojecten (art. 2, 10-11, 17-18,2°, 20-22, 27-28, 31-33 ILUC-besluit)

Nieuws - 28/06/2017
-
Auteur(s): 
Carine Govaert


Hoewel het ILUC-besluit eigenlijk over veranderd landgebruik of ‘Indirect Land Use Change’ (ILUC) zou moeten gaan, bevat het besluit vooral wijzigingen aan het subsidieregime voor de installaties die groene warmte opwekken, en voor de warmtekrachtcertificaten waarop deze installaties recht geven. De herkomst van de biomassa die aangewend wordt voor het opwekken van bepaalde vormen van groene warmte, is daar maar een klein aspect van.

Ook call voor grote projecten

Momenteel worden de subsidies voor nuttige groene warmte uit biomassa, voor het aanwenden van restwarmte, voor het injecteren van biomethaan en voor het zoeken naar diepe aardwarmte toegekend via een call-formule. De steun bedraagt ten hoogste 1 miljoen euro per investeringsproject, en ten hoogste 2 miljoen als het gaat om het winnen van aardwarmte.
De Vlaamse regering kan van beide plafonds afwijken als het jaarbudget niet volledig opgebruikt werd.

In de praktijk betekent dit dat alle ingediende projecten eerst gerangschikt worden en dat pas op het einde van de rit – als er nog budget overblijft – er gekeken wordt naar mogelijke subsidies voor de grote projecten. Dat was een rem op die grote projecten.

Om dat te verhelpen, bepaalt de regering nu dat de steun maximaal 1 of 2 miljoen euro bedraagt per project, maar dat zij daarvan kan afwijken als het gevraagde steunbedrag hoger is dan 1 of 2 miljoen euro. Grote projecten worden voortaan mee opgenomen in de globale rangschikking naar aanleiding van een call en, indien nodig, kan de Vlaamse regering het benodigde budget optrekken om ook het grote project te kunnen realiseren.

Steun voor afvalverbranding

Binnen de call voor groene warmte uit biomassa kan er steun gevraagd worden voor het bouwen van het warmterecuperatiedeel van een afvalverbrandingsinstallatie, maar volgens de Europese voorschriften mag er alleen steun toegekend worden voor de biologisch afbreekbare fractie van het industrieel en huishoudelijk afval.
Het ILUC-besluit legt dat subsidieerbaar organisch-biologisch aandeel in de afvalstroom vast op 47,78%. Datzelfde percentage bepaalt ook al het organisch-biologische aandeel bij de productie van elektriciteit.

Minder WKC’s voor oudere installaties

Alleen de warmtekrachtcertificaten van de warmtekrachtinstallaties die voldoen aan de voorwaarden uit het energiebesluit, mogen ingediend worden in het kader van de certificatenverplichting. Eén van die voorwaarden heeft te maken met de warmtekrachtbesparing die gerealiseerd wordt dankzij de WKK.
Voor het berekenen van de warmtekrachtbesparing op oudere sites wordt echter een afwijkende formule gebruikt. Maar volgens het nieuwe besluit mag die afwijkende formule alleen nog gebruikt worden zolang de ‘theoretische technische levensduur’ van de oorspronkelijke installatie niet is bereikt.
Het besluit legt die theoretische technische levensduur eenzijdig vast op 10 jaar voor warmtekrachtinstallaties met motoren, en op 15 jaar voor warmtekrachtinstallaties met turbines. Voor de andere installaties zal het Vlaams Energieagentschap een theoretische technische levensduur per installatie opleggen.

Deze wijziging is echter niet van toepassing op warmtekrachtinstallaties waarvoor er op 1 juli 2017 al een definitieve certificatenaanvraag was ingediend.

Minder WKC’s voor nieuwe installaties

Vanaf nu kunnen er alleen nog warmtekrachtcertificaten ingediend worden als de warmte die geproduceerd wordt door de warmtekrachtinstallatie benut wordt voor een economisch aantoonbare vraag.

Als de installatie bovendien een elektrisch vermogen heeft van meer dan 25 MW, moet de installatie ook een totaal rendement van meer dan 70% behalen. Het totale rendement is hier de som op jaarbasis van de productie van elektriciteit en mechanische energie en de opbrengst van nuttige warmte, gedeeld door de brandstofinvoer voor de opwekking van de warmte, de elektriciteit en de mechanische energie.

Beide beperkingen gelden voor de nieuwe warmtekrachtinstallaties met een startdatum vanaf 1 juli 2017.

Landgebruik

Als laatste puntje komt in het ILUC-besluit ook nog het landgebruik aan bod. Het besluit wijzigt met name de berekening van de emissies ten gevolge van wijzigingen in de koolstofvoorraden door veranderd landgebruik. Die aanpassingen komen er in uitvoering van de Europese ILUC-richtlijn. Ze worden doorgevoerd in puntje C van de zeer technische bijlage XI bij het energiebesluit over de ‘Regels voor het berekenen van het effect van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en hun fossiele alternatieven op de broeikasgasemissies’. Die bijlage is eigenlijk alleen van belang voor de overheid; niet voor de bedrijven.
In dezelfde bijlage wordt ook een luik F toegevoegd over het duurzaam bosbeheer.
De datum van inwerkingtreding van de nieuwe berekeningswijze moet nog bepaald worden door de minister van Energie.

Van toepassing:
Vlaams gewest.
Vanaf 1 juli 2017 (art. 33 of wettelijke regeling) of voor nieuwe installaties met startdatum op 1 juli 2017 (art. 28 en 31).
Uitz.: Voor de bepalingen inzake landgebruik moet de datum van inwerkingtreding nog bepaald worden door de minister (art. 32)
Wordt verwacht: ministerieel besluit.

Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft technische wijzigingen van de certificatentoekenning en de invoering van biomassacertificatie, van duurzaamheidscriteria voor vaste en gasvormige biomassa en van ILUC-voorwaarden, BS 21 juni 2017 (art. 2, 10-11, 17-18,2°, 20-22, 27-28 en 31-33 van het ILUC-besluit).
Zie ook:
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, BS 8 december 2010 (art. 6.2.10, art. 6.2.12, art. 7.4.1, art. 7.4.2, art. 7.5.1, art. 7.6.1, art. 7.7.1 en bijlage XI bij het energiebesluit).