tel. 015 78 7600
of klant.BE@wolterskluwer.com

Interesse?

Wenst u meer nieuws, praktische informatie en wetgeving over vastgoed?


Na uitspraak van Raad van State is Brussel opnieuw strenger voor gsm-antennes

Nieuws - 17/07/2018
-
Auteur(s): 
Carine Govaert


In 2016 besliste de Brusselse regering om de strenge stralingsnormen voor gsm-masten te versoepelen voor de microantennes en voor de tijdelijke en verplaatste antennes. Maar de Raad van State draait de klok terug.
Het arrest van de Raad van State heeft ook een impact op de Brusselse indelingslijst van de hinderlijke inrichtingen.

Altijd onderzoekszone van 200 meter

Op alle openbare plaatsen in Brussel en op elk moment bedraagt de blootstellingsnorm voor de niet-ioniserende straling van de antennes met een frequentie tussen 0,1 MHz en 300 GHz: 0,096 W/m² of 6 volt per meter bij een referentiefrequentie van 900 MHz.

Die stralingsnorm geldt voor alle antennes samen, waar het Vlaamse en het Waalse gewest enkel een norm per antenne opleggen. Brussel bakent daarvoor een zogenaamde ‘onderzoekszone’ af. Dat is een denkbeeldige cirkel met een straal van 200 meter rond de nieuwe antenne.
Voor antennes die niet geplaatst worden op of naast een gebouw, maar binnenin een gebouw, geldt er een ander regime.

In 2016 besliste de Brusselse regering om de onderzoekszone van 200 meter te beperken tot 50 meter voor microantennes.
Microantennes zijn ingedeelde outdoor-antennes met een HMA tot 13 meter, een winst van ten hoogste 12 dBi en een EIRP van minder dan 50 W.
HMA staat voor de hoogte van het midden van de antenne ten opzichte van de grond. De ‘winst’ van een antenne is de verhouding van het vermogen dat een antenne uitstraalt in een bepaalde richting t.o.v. het vermogen van een isotrope antenne zonder verlies die door eenzelfde vermogen wordt gevoed. De term ‘dBi’staat voor isotrope decibels, en EIRP, voor het ‘effectief isotroop uitgestraald vermogen’.

Als een macroantenne wordt ingeplant op zo’n 150 meter afstand van een microantenne, worden de stralingsvelden van beide antennes dus samengenomen om te zien of er een milieuvergunning moet worden aangevraagd voor het inplanten van de macroantenne. Maar als een microantenne wordt ingeplant op een afstand van 150 meter van een macroantenne, wordt alleen rekening gehouden met het stralingsveld van de microantenne, en niet met dat van de macroantenne. En aangezien Leefmilieu Brussel wettelijk gezien controles uitvoert op het al of niet respecteren van de blootstellingsnorm bij de vergunde antennes, heeft de inperking van de onderzoekszone voor microantennes een reële impact.

De Brusselse regering argumenteerde dat de inperking van de onderzoekszone pertinent was omdat microantennes maar een klein stralingsveld hebben en zij worden ingeplant door de exploitanten van grote gsm-masten ‘om de gaten op te vullen’. Dus om de ontvangst te versterken op plaatsen die niet volledig gedekt worden door hun grote antennes.
Dat werd echter tegengesproken door haar eigen administratie. Volgens Leefmilieu Brussel worden microantennes juist ingeplant in zones met heel veel gebruikers – dus in stations of in drukke winkelstraten – om te vermijden dat het grote netwerk overbelast zou geraken.

De Raad van State stelt dan ook vast dat het niet uitgesloten is dat microantennes veeleer ingeplant worden om de capaciteit van het netwerk op te voeren, dan om de gaten in het netwerk te vullen. Zonder voorafgaand onderzoek naar de impact van een microantenne, is er dus effectief een risico dat de blootstellingsnorm zal worden overschreden door de microantenne. De Raad van State vernietigt dan ook artikel 1, a) van het wijzigingsbesluit van 15 december 2016, dat een afwijking op de onderzoekszone van 200 meter invoert voor microantennes.

Ook milieuvergunning voor tijdelijke en verplaatste antennes

Indoor- en outdoorantennes zijn opgenomen in rubriek 162 van de Brusselse indelingslijst van de hinderlijke inrichtingen. Er moet een milieuvergunning klasse 1C aangevraagd worden voor het plaatsen van een indoorantenne en een milieuvergunning klasse 1D voor het plaatsen van een outdoorantenne.

In 2016 kwam daarop een uitzondering voor tijdelijke antennes die gedurende maximum 10 dagen geplaatst worden en voor verplaatste antennes.

Wanneer een antenne tijdelijk geplaatst moet worden – voor een muziekfestival bijvoorbeeld – weet men soms maar enkele uren op voorhand wáár die antenne zal komen en dus is het niet werkbaar om daarvoor een vergunning te eisen, meende de Brusselse regering in een interne nota.

Anderzijds moeten reeds vergunde antennes soms wel eens tijdelijk verplaatst worden, bv. om de dakbedekking te kunnen vernieuwen of om zonnepanelen te kunnen plaatsen (art. 2, 25°) . Na de werken komen de antennes dan terug op hun oorspronkelijke plaats te staan. ‘Men weet niet altijd op voorhand naar waar men de antenne zal verplaatsen en of er meerdere verplaatsingen zullen nodig zijn’, en dus stelde de Brusselse regering voor om voor verplaatsingen van ten hoogste 3 maanden geen nieuwe milieuvergunning te eisen.

Maar dat was buiten de Raad van State gerekend. Op verzoek van de vzw Inter-Environnement vernietigt de Raad de uitzonderingen op de vergunningsplicht voor tijdelijke en verplaatste antennes. De Raad van State kan zich immers niet vinden in het argument van de Brusselse regering dat het niet mogelijk zou zijn om de exacte plaats van een tijdelijke antenne of van een te verplaatsen antenne op voorhand te bepalen. Hij wijst erop dat de regering in haar argumentatie zelf zegt dat het ‘soms’ niet mogelijk is om die plaats op voorhand aan te wijzen. Daarvoor altijd een uitzondering invoeren, is een brug te ver.
De Raad van State vernietigt dan ook de rubrieken 162A en 162B van de indelingslijst, in de mate dat die bepalen dat er geen milieuvergunning zou nodig zijn voor de tijdelijke antennes (zowel indoor, als outdoor) die gedurende minder dan 11 dagen uitzenden, of voor verplaatste antennes.

Zie ook:
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 december 2016 tot wijziging van het besluit van 30 oktober 2009 betreffende bepaalde antennes die elektromagnetische golven uitzenden en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III in toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, BS 12 januari 2017 [art. 1, a) en art. 6 van het BVR van 15 december 2016].
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 oktober 2009 betreffende bepaalde antennes die elektromagnetische golven uitzenden, BS 18 november 2009 [art. 2, 12° en 25° van het BVR van 30 oktober 2009].
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II, IC, ID en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, BS 7 augustus 1999 [art. 6, rubriek 162 van de Brusselse indelingslijst].